zondag 18 mei 2014

"Je kunt niet alleen goed schaatsen, maar ook goed lopen!"

De nachtrust was weldadig. Om 8 uur verliet ik de echtelijke sponde om me in de sportkleding te hullen. In het hardloopshirt van de Leidse IJshal liep ik de trap af naar de huiskamer.

Met Ada ontbeet ik om daarna naar Jaap de Gorter te fietsen.
"Je bent vroeg vandaag", kreeg ik daar te horen: "Het zal nog wel 3 kwartier duren voor Hans aanwezig is."Daarin vergiste hij zich deerlijk, want binnen een kwartier kwam Hans Boers aangefietst.
Na een beetje utteren met het opspelden van de startnummers en het me voor de tweede keer insmeren met zonnebrandolie, wandelden we om 10 uur naar de Breestraat. We stonden bij de monumentale trappen van het Stadhuis. Vorig jaar was hier het startvak van de wedstrijdlopers, nu stonden we zo'n beetje in de achterhoede. Hier dronk ik het blikje cafeïnedrank leeg.
Om half 11 hoorden we wat flarden van het Wilhelmus ten teken, dat de marathon van Leiden op het punt van beginnen stond. Het startschot hoorden we niet, maar we volgden gewoon de meute. We zaten nog achter de pacers van 2.05, die duidelijk herkenbaar waren aan de ballonnen met de desbetreffende tijd erop.
Het was niet goed te zien, hoe lang we er over deden om de startstreep te passeren, zie net als de Zevenheuvelenloop een zandloperstart had.

Binnen 500 meter was ik Jaap en Hans kwijt. Zij liepen de halve marathon en hadden dus vanaf de eerste meters al een hoger tempo. Bij mij lag het accent op deze warme en zonnige dag met weinig wind op behoudend lopen. De finish was immers nog ver. De eerste 3 km gebruikte ik om in te lopen.
Op de Vrouwenweg kwam ik de fan aller fans tegen: Carl Flaman! Ik schudde hem de hand en kreeg als antwoord: "Ik had het net nog over je, Bert. Ik vroeg me al af, waar je bleef."
Op weg naar Zoeterwoude begon ik aan een inhaalrace. De spieren waren voldoende warmgedraaid. De sponzenpost bij de Miening liet ik voor wat het was. Pas bij de ijsbaan van Zoeterwoude, waar de eerste drinkpost was, nam ik een beker water. Op de weg naar Zoeterwoude-Weipoort hadden we aardig wat schaduw van de bomen. Hier haalde ik de pacers van 2.05 in.
Bij de brug naast het Bommelmuseum kwam ik Ada tegen. Ik gaf mijn eigen rondemiss een kus. Het lopen ging erg makkelijk en ik haalde de pacers van 2.00 in. Terwijl ik langs de kant van het fietspad deze groep inhaalde, hoorde ik één van de pacers tegen de groep lopers om hem heen zeggen: "Mijn kleinkinderen zeggen tegen mij", en er volgede een prachtige contaminatie: "Je bent een Lopa!"
Vlak voor Groenendijk haalde ik de pacers van 4.30 in. Tot mijn stomme verbazing liepen zij voor de pacers van 2.00 op de halve marathon.
De klok bij het 10 kilometerpunt was kapot, maar iemand gaf de tijden door: 1 uur en 3 minuten. Daar ik in de veronderstelling verkeerde, dat mijn brutotijd 10 minuten was, betekende dit een tijd van 53 minuten.
Bij het tunneltje onder de N11 naar Groenendijk stonden Siebe en Ana, die de eerste foto van mij namen.

Groenendijk was een warm bad. Er stond veel publiek, er speelde een bandje en we werden flink aangemoedigd.

We draaiden de Rijndijk op en gingen verder naar de Rijneke Boulevard, waar ik Nel en Sjaak Stuijt te midden van het publiek ontwaarde. Later op de dag zou ik hen tussen Oud-Ade en Leiderdorp nogmaals treffen.
Over de befaamde pontonbrug liepen we naar de Hondsdijk, waar de splitsing was tussen de halve marathon, die linksaf sloeg naar Leiderdorp en de hele marathon, die rechtsaf richting Koudekerk aan den Rijn ging.
Er was op dit stuk niet zo veel schaduw en daar het in de zon al behoorlijk warm begon te worden, zochten we elk stukje schaduw, dat we te pakken konden krijgen.

Bij de 14 kilometer zat ik nog steeds op een schema van een tijd onder de 4 uur.
In Koudekerk was een officiële drinkpost, niet zo ver na de onofficiële op de Hondsdijk, die gezien de warmte zeer welkom was.

In een gelijkmatig tempo vervolgde ik mijn weg naar Hoogmade. Deze liep over een fietspad door de weilanden, waar gelukkig aardig wat schaduw was. Bovendien hadden we de zachte wind zij tegen. Dit gaf nog wat extra verkoeling.
Vlak voor Hoogmade haalde ik de pacers van 4.15 bij. Het was "erop en erover". Bij het ingaan van de geboorteplaats van mijn moeder kwam ik Siebe en Ana voor de derde keer tegen. Van hen kreeg ik het tweede blikje cafeïnedrank.
In Hoogmade kreeg ik van een omstander te horen: "Je kunt niet alleen goed schaatsen, maar ook goed lopen!"
Daar kon ik me wel in vinden. Ik passeerde Hoogmade en kwam trainingsmaat Marja van Vliet tegen, nadat ik op de Lammenschansweg haar man Adrie al had gezien. Op dit stuk haalde ik Simon in, die ik vorige week ontmoet had bij Jeu de Boer. Ook ontwaarde ik mijn neef Leo van der Post en zijn buurman Willem van der Laan, met wie ik al ruim 30 jaar op dinsdagavond schaats in de Leidse IJshal.


Na de van Siebe aangereikte banaan gegeten te hebben, liep ik langs de A4 naar de weg richting Rijpwetering. Ik was in een soort strijdtoneel terecht gekomen. Op dit kale stuk in de polder zag ik steeds meer marathonlopers wandelen of sjokken, terwijl ik zelf wel lekker door kon lopen. Toch wel een lekker gevoel.
De eerste halve marathon zat erop in bruto 2.06.17. Netto werd het 1.58.08, waarmee ik halverwege op de 361e plaats geklasseerd was.




Nadat we de ophaalbrug gepasseerd waren moesten we de route langs de A4 vervolgen. Hier kwam ik steeds dichter bij een man, die met een mij volkomen onbekende vlag liep. Net alsof het lopen van een marathon al niet zwaar genoeg is....
Nieuwsgierig als ik was vroeg ik aan hem, wat voor vlag dat was.
"It's the old Assyrian flag", kreeg ik als antwoord.

En dan had je ook nog de zwartlopers. Daarmee bedoel ik niet degenen, die "stiekem" meededen aan de marathon, maar lopers, die zich geheel in zwarte kleding gehuld hadden, terwijl ze wisten, dat het warm en zonnig zou gaan worden. Iedereen weet, dat zwarte kleding veel meer warmte opneemt. Ik mag de categorie "stom" niet gebruiken, maar anders zou ik dat doen!
Op weg naar Roelofarendsveen, waar Corry, tot vorig jaar barvrouw op donderdagochtend in de Schaatshal aan de Vondellaan, liet zien, dat ze het mensen van drinken voorzien nog niet was verleerd.
De inhaalrace ging verder richting Nieuwe Wetering, waar twee derde van de marathon erop zat. Vlak bij de fanfare ontmoette ik Anneke Blom en Piet Loos, die in mijn jeugdjaren stamgasten waren in "De Hobbit" in Nieuw-Vennep.

Op het fietspad door de polder naar de Koppoel moest ik halverwege even stoppen. Een vrouw op de fiets, die tegen de stroom in fietste, slalomde ineens mijn kant op, waardoor ik plotsklaps moest stilstaan om een botsing te vermijden. De krachtterm, die ik toen gebruikte, is niet voor herhaling vatbaar.
Bij de molens langs de Koppoel bogen we af naar Rijpwetering, waar Siebe en Ana Peter van Dijk tegengekomen waren.
"Je ziet er nog fit uit!", kreeg ik van deze oude ploegmaat van mijn zoon te horen.



Vergeleken met zeer veel andere marathonlopers klopte dat wel. Naarmate de marathon verder vorderde, werd het steeds drukker met wandelende hardlopers. Kennelijk had ik mijn marathon beter ingedeeld.
Intussen was ik op weg naar het hoogtepunt van van de Leidse marathon: Oud-Ade. Vorig jaar had deze "zustergemeente" van Bartlehiem het Elfstedenbruggetje gebouwd van bierkratten, dit jaar waren ze gedoken in de oorsprong van de marathon: de Griekse oudheid.
We werden verwelkomd door Neptunus met zijn driepotige vork, terwijl er een bouwwerk gemaakt was met allerlei zuilen. Om het geheel compleet te maken, hadden behoorlijk veel inwoners zich gestoken in Oudgriekse kleding.

Het zou een schande zijn, als de Bartlehiemprijs dit jaar niet naar Oud-Ade, de winnaar van vorig jaar, zou gaan!

Met mijn mobiele verzorgingspost in mijn kielzog liep ik verder naar het Vennemeer, waar ik weer een drinkpost aantrof.

Na "Huize Brugzicht" ging ik op weg naar Leiderdorp.



Vlak voor de Zijl kwam Jan Verlind me tegemoet rijden op zijn racefiets. Hij keerde en reed een stukje met mij op.
Bij "'t Dobbertje" was het een drukte van belang. Daarna was het met de publieke belangstelling op de Zijldijk toch wel een stuk minder.
Wellicht lag dat aan het stadseffect. Het was een stuk warmer dan in de polder. Dat gold ook voor de Lage Rijndijk. Pas bij de Singels hadden we behoorlijk veel schaduw.
De 40 kilometer ging in een brutotijd van 3.55. Naar mijn berekening lag ik nog steeds onder de 4 uur, maar pijn in mijn linkerkuit een kilometer verderop maande me om eventjes te temporiseren. Op de Morssingel moedigde Teun de Reede me aan, hetgeen Ans van Dijk bij de Morspoort deed.



Ik was de laatste kilometer ingegaan en kwam steeds dichter bij de finish van de behoorlijk warme 42.195 meter.

De eindstreep passeerde ik in 4.10 precies. Het afvragen begon: zit ik net wel of net niet onder de 4 uur netto?
Maar dat was iets van latere zorg. Eerst nam ik een sportdrank, daarna begroette ik Ada, mijn collega Joke Prins en mijn mobiele verzorgingsploeg.
"Je ziet er nog fit uit", kreeg ik wederom te horen.
Dat kon niet gezegd worden van de man, die met een infuus aan zijn arm op een brancard werd afgevoerd.
Deze twaalfde marathon was voor mij een zeer bijzondere, wat mijn Elfstedenmaten niet zullen geloven: ondanks dat ik flink wat gedronken had, had ik niet één keer geplast. Kennelijk was ik met het zweten zeer veel vocht verloren. Ik nam een biertje, terwijl Jaap, Juul en Hans zich bij ons aansloten. Jaap had Hans op de halve marathon geklopt: 1.48.59 om 1.49.55.


Op weg naar het huis van Jaap bood Ada mij haar fiets aan. Een aanbod, dat ik niet kon weigeren.
In de tuin namen we in de schaduw nog een drankje, voor we weer richting eigen huis fietsten. Na mij gedoucht te hebben en mijn bebloede tepel verzorgd te hebben, kon ik mijn nettotijd op internet vinden: 4.01.50. Hiermee was ik 244e geworden. Vorig jaar zou ik in deze tijd 448e geworden zijn.
De tijd was dan een kleine tegenvaller, maar gezien de omstandigheden had ik het behoorlijk goed gedaan. Ik had de slijtageslag heel wat beter verteerd dan menig andere deelnemer aan de marathon van Leiden.

Geen opmerkingen: