woensdag 13 augustus 2008

Meewind


Tijdens mijn allereerste echte toertocht, op de Westeinderplassen in de winter van 1970, maakte ik de klassieke fout: met de wind in de rug zo hard mogelijk schaatsen. Ik was destijds 14 jaar en we waren met de Mavo uit Hoofddorp met de bus naar Aalsmeer gegaan, waar we aan de noordelijkste punt van de Westeinderplassen aan de tocht over 30 kilometer begonnen.
Het was in het Ard-en-Keessie-tijdperk, dus met een paar klasgenoten vertrokken we, om onze idolen te imiteren, op volle snelheid met de wind in de rug via Kudelstaart naar Leimuiden.
In die tijd waren er zeer weinig kunstijsbanen in Nederland, dus je kon eigenlijk alleen schaatsen, als er natuurijs was (in die jaren gelukkig heel wat meer dan tegenwoordig), maar als een stel jonge honden waren wij het schoolvoorbeeld van het Friese gezegde: “Voor de wind is iedereen een harde rijder.”
Dat waren we dan ook tot het keerpunt in Leimuiden, waar we een klein uur later de wind moesten gaan trotseren. En daar we alles gegeven hadden, ongeoefende schaatsers als we waren, was de terugweg een kleine martelgang, waar we via Burgerveen en Rijsenhout dik drie uur later weer aankwamen bij de watertoren van Aalsmeer.
De wijze les, die ik hier geleerd heb: spaar je krachten als je meewind hebt. Ga zoveel mogelijk profiteren van dit buitenkansje om je reserves intact te houden voor het moment, dat je tegenwind krijgt. Hoe langer de tocht, des te belangrijker dit wordt! Er is niets mis met het rechtop rijden. Je vangt meer wind, hetgeen op dat moment is je voordeel werkt. En je krijgt de mogelijkheid, om je rugspieren zich te laten ontspannen. Deze krijgen genoeg te verduren, als je weer met je kop in de wind komt te zitten.
Hier hebben we ook meteen het punt, waarom de Elfstedentocht zoveel zwaarder is, dan welke andere tocht ook: je hebt van Stavoren tot aan Dokkum vrijwel uitsluitend tegenwind, dus geen enkel rustmoment. Je bent dan wel al bijna 70 kilometer onderweg. Als je te veel krachten heb verspild in het traject van Leeuwarden naar Stavoren, door simpelweg gewoon te veel vaart gemaakt te hebben (hetgeen natuurlijk erg leuk is, als je nog fit bent), wordt het heel moeilijk, om Dokkum te bereiken.
Iedere “Alternatieve Elfstedentocht” is om deze reden beter te doen, dan de “echte”. Om de 10 tot 12 kilometer krijg je 10 tot 12 kilometer om te herstellen met de wind in de rug. Doe dat dan ook. Je kunt, terwijl je rustig rechtop schaatst, prima een hapje eten of wat uit een bidon drinken. In een rustig tempo leg je al snel een kilometer af, terwijl je de inwendige mens verzorgt.
Wel zul je zien, dat degenen, die een goede techniek hebben, het meeste profijt hebben van de wind in de rug. Hun slagen zijn van nature langer, doordat ze een betere afzet hebben, en waar je met tegenwind dat met een hogere beenfrequentie aardig kunt compenseren, wil je dat met de wind in de rug juist niet. Dan gaat je hersteltijd immers verloren.
Nu is de vraag: is dit te oefenen buiten het natuurijsseizoen. Het antwoord is: ja. Probeer, als je op een dag met wind fietst, zowel met wind tegen als met wind mee eens, zoveel mogelijk dezelfde snelheid te handhaven: rij je tegenwind 23 kilometer in het uur, probeer dat dan ook met de wind in de rug. Je zult zien, dat je dan automatisch (het lichaam geeft het eigenlijk al vanzelf aan) je rug recht. Met skeeleren kun je dit ook oefenen, hoewel je dan natuurlijk geen kilometerteller hebt, die de snelheid aangeeft. Ook op een openluchtbaan als Haarlem kun je dit oefenen, hoewel de rechte stukken wel wat kort zijn.
Maar dat geeft niet, het is ook een stukje mentale training. Wij zijn immers gewend, om te trainen om zo snel mogelijk te kunnen schaatsen. En nu moet je jezelf oefenen, om langzamer te willen gaan, terwijl de omstandigheden met een rugwind juist zo geschikt zijn om zo hard mogelijk te kunnen gaan. Een schoolvoorbeeld van een paradox.
Voor de wind is iedereen een harde rijder, maar wie zich juist dan weet te sparen, komt het verst op natuurijs.

Geen opmerkingen: